Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Olifant

betekenis & definitie

m. (-en),

1. geslacht van dikhuidige, veelhoevige slurfdieren, de grootste thans levende landdieren, onderscheiden in twee soorten: de Indische olifant (Elephas maximus), en de Afrikaanse olifant <Loxodonta africana); — (spr.) van een mug een olifant maken, een kleinigheid in ’t belachelijke overdrijven; —zij zijn vrienden (of maats) als olifanten, zij zijn erg goede vrienden;
2. groot, log mens; — zaak die bijzonder groot is in haar soort.