(<Fr.), bn. bw. (-er, -st),
I. bn.,
1. ellendig, armzalig : een miserabel beetje ;
2. verachtelijk,, lamlendig: een miserabele vent;
3. beroerd: een miserabele boel; er miserabel uitzien;
II. bw., 1. op een nare manier;
2. in sterke mate : zich miserabel vervelen; 't is miserabel slecht, duur.