Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Lam, jong dier

betekenis & definitie

o. (-mers, -meren, gew. -men),

1. jong van een schaap : een schaap met twee lammeren; — (spr.) als een lam ter slachtbank geleid worden, weerloos zijn ondergang tegemoet gevoerd worden ; — vaak als symbool van onschuld, geduld en zachtmoedigheid : zo gedwee als een lam; als een lam leven, met iedereen in vrede leven;
2. liefkozende naam van een meisje of klein kind: mijn lammetje;
3. (bijb.) symbolische benaming voor de Zaligmaker: het Lam Gods; — (Zuidn.) van ’t Lam Gods geslagen zijn, verbijsterd zijn;
4. (gew.) jong van een geit.