Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tegemoet

betekenis & definitie

bw., gebezigd in verb. met werkw. van beweging en richting, t.w. in die richting dat men iem. of iets ontmoet: iemand tegemoet gaan, komen, lopen enz.; — (fig.) ik was verlegen hoe ik hem mijn verzoek zou voordragen, maar hij kwam mij met de grootste bereidwilligheid tegemoet, maakte het mij gemakkelijk; iemands geheugen tegemoet komen, zijn geheugen te hulp komen, hem iets helpen herinneren; de kosten van het werk zijn zeer groot, maar het rijk zal ons wat tegemoet komen, financieel bijstaan; aan bezwaren, grieven, wensen tegemoet komen, ze althans gedeeltelijk verhelpen, inwilligen; — iets tegemoet zien, afwachten: ik zie uw antwoord met verlangen tegemoet; — tegemoet stralen, klinken, tegenstralen, -klinken: een helder licht straalde ons te gemoet. Opm. Tegemoet wordt dikwijls met een ww. verbonden tot een scheidbare samenst.: tegemoetgaan, ...komen, ...lopen, ...snellen, trekken, ...zien.