Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Laat, niet vroeg

betekenis & definitie

bn. bw. (later, -st), niet vroeg, hetzij in abs. zin: ver gevorderd in de tijd of in een bep. tijdruimte, of in betr. zin: wat na de gewone of bepaalde tijd plaats heeft of lang op zich heeft doen wachten; (als bw.) op zulk een tijdstip (vaak in ongunst, zin);

’t is al laat, nl. op de dag; laat in (op) het jaar; laat op de dag, op de middag, als deze al voor een groot deel verstreken zijn; — vroeg of laat, te eniger tijd ; — (spr.) heter laat dan nooit; — laat thuis komen, laat op de avond, in de nacht; — (spr.) hoe later op de dag (of avond), hoe schoner volk; van de vroege morgen tot de late avond werken, altijd door; — hoe laat is het? welk uur wijst de klok ? ; hoe laat? wanneer, op welk uur ? — (lig.) ik weet al hoe laat het is, hoe het met hem of met de zaak gesteld is; — o, is het zo laat! is het er zo mee gesteld, is dat de zaak! — (in betr. zin) het is te laat, het ogenblik, de tijd is voorbij, (ook) het (de zaak) is verloren ; — late kersen, die laat in de tijd rijp worden; — (spr.) late haver komt ook op, al komt iets niet vroeg, toch kan er wel iets goeds van komen; — een laat voorjaar, waarin het lang koud blijft en de gewassen niet spoedig ontluiken; een late Pasen, die later valt dan gewoonlijk; — (in de vergr. trap) zijnd, komend enz. op een verder gevorderd tijdstip dan iets anders (al of niet genoemd), het tegengest. van vroeger; zijn latere lotgevallen; latere tijdingen, ontvangen na de vorige; — (als bw.) op een tijdstip na het (al of niet genoemde) voorafgaande: later op de dag; een later ontvangen bericht; we eten vandaag wat later, nl. dan wij plegen te doen. Zie voorts Laatst.