(knipoogde, heeft geknipoogd),
1. met de ogen knippen, ze snel sluiten en weer openen, b.v. als men plotseling in sterk licht moet kijken;
2. een oog even sluiten en weer openen, inz. als teken van verstandhouding tot iemand gericht, knipoogjes geven: tegen elkaar knipogen.