Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kneden

betekenis & definitie

(kneedde, heeft gekneed),

1. (een stof) door drukken, knijpen of wringen, vaak onder bijmenging van een vloeistof, in de toestand brengen die voor verder gebruik vereist is : boter, klei kneden; — in ’t bijz. van meel: het onder vermenging met water of melk tot deeg voor het bakken bewerken : deeg kneden; het kneden geschiedt thans machinaal;
2. drukkende en knijpende bewegingen op iets uitoefenen om het week te maken, al of niet ook om het te vormen: was kneden ; — als handeling met doel in zichzelf bij massage: door knijpen de bloedstroom in en bij de huid versterken; — (fig.) het lichaam kneden, door kastijden enz. de zinnelijke neigingen bedwingen;— week maken, vertederen, vermurwen : die prediker weet de harten zijner toehoorders als was te kneden;
3. door drukken, knijpen enz. vormen, boetseren : poppetjes van deeg kneden; de grond waar God uit stof u kneedde (Ten Kate); — ook fig. : de taal, iemands gemoed kneden, naar believen (ver-) vormen.