m. (-s),
1. iem. die klopt, inz. op een deur ; porder; — drijver bij een drijfjacht;
2. iets dat of waarmede men klopt; — mattenklopper; — slagof merkstempel; — (Zuidn.) klomp ;
3. (in ’t bijz.) deurklopper, metalen bout of ring die aan een deur hangt en, opgetild en losgelaten, op een metalen knop valt;
4. (tel.) sounder, ontvangtoestel waarbij de seintekens op het gehoor moeten worden opgenomen ;
5. (rijsch.) kribbebijter (paard).