v. (-en), door draaien of schuiven beweegbaar verticaal deel, toegang gevende tot een huis, vertrek, kast enz. : een gang met vele deuren ; de deur uitgaan; de deur openen, sluiten, toedoen, aanzetten (niet geheel sluiten); de ketting, de grendel op de deur doen; — de deur van een oven, een stoomketel; de deurtjes van een haard ; — dubbele deur, met twee scharnierend verbonden beweegbare delen; — gebroken deur, met twee boven elkaar gelegen beweegbare delen; ook alleen het beweegbare gedeelte; halve deur, onderdeur; — met de deuren gooien, ze toesmijten (in woede); — een glazen deur, waarvan de bovenhelft ruiten bevat; — zoete deuren, de binnendeuren ener zeesluis; zoute deuren, de buitendeuren; — (R.-K.) schuif in de biechtstoel; het deurtje krijgen, niet geabsolveerd worden; — (in ’t bijz.) huisdeur, de deur die toegang tot de woning verleent; — (meton.) in de deur staan, op de drempel van het deurkozijn staan; — aan, bij de deur staan, in de nabijheid der deur (ook in de deur); een praatje aan de deur ; — aan de deur kloppen, als verzoek om binnengelaten te worden; — ergens mee aan de deur komen, er langs de huizen mee venten ; — buiten de deur, buiten deur, op straat; — bij iem. de deur (de drempel) platlopen, hem buitengewoon vaak bezoeken; — iem. de deur (het gat van de deur) wijzen, hem gelasten zich te verwijderen; — iem. de deur voor de neus toedoen, hem op een bruuske wijze buitensluiten; — de stok staat achter de deur, hem wacht bij zijn thuiskomst geen prettige ontvangst; lening met de stok achter de deur, met het dreigement van een gedwongen lening; je wil staat achter de deur, gezegd tegen kinderen die zeggen „ik wil (niet)” ; — met het bijdenkbeeld van de gehele woning: er komen geen bedelaars aan mijn deur; hij gaat van deur tot deur, van huis tot huis; — ik kom de deur niet uit, kom niet buiten; — bij de deur blijven, niet ver van huis gaan; — dat gaat mijn deur voorbij, (fig.) dat valt mij niet te beurt; — (gemeenz.) dat is nogal niet naast de deur, nogal ver weg, op grote afstand ; (ook) dat is geen kleinigheid; — zijn deur voor iemand sluiten, iem. niet in zijn woning toelaten; — hij is de deur uit, niet meer in huis, inz. heeft voorgoed het ouderlijk huis verlaten; — de beren lopen om zijn deur, (fig.) zijn crediteuren maken het hem lastig; —een rechtszaak met gesloten deuren behandelen, zonder toelating van publiek ; — stelsel, 'politiek van de open deur, vrijhandel; — met de deur in huis vallen, (eigenl.) door de straatdeur onmiddellijk in ’t woonvertrek komen, (fig.) zonder voorafgaande inleiding met een verzoek, een mededeling voor den dag komen; — dat is aan een dovemans deur geklopt, dat verzoek vindt in ’t geheel geen gehoor ; — (w. g.) iem. voor de rode deur hebben, nemen, hem kapittelen, de les lezen; — de winter, de armoede staat voor de deur, is nabij ; — de deur openzetten voor allerlei knoeierij, er gelegenheid toe geven; — dat doet de deur toe, dat geeft de doorslag ; dat maakt alle verdere redenering overbodig; dat is nog het ergst van alles ; — (spr.) een zilveren hamer verbreekt ijzeren deuren, voor geld krijgt men alles gedaan; — de open deur roept de dief, gelegenheid maakt de dief; — open deuren inlopen, zich inspannen om iets onnodigs te doen, te betogen enz.; vgl. schuif-, vleugel-, paneel-, valdeur ; balkon-, tuin-, straatdeur ; branddeur ; onder-, boven-, voor-, achterdeur enz.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk