o. (-s, -en),
1. kenmerk, teken waaraan men iem. of iets kan kennen: uiterlijke kentekens: geen (bij ’t opgeven van een signalement); — onderscheidingsteken: de kentekenen van een Nederlands oorlogsvaartuig;
2. gesteldheid, eigenschap waaruit het bestaan of aanwezig zijn van iets blijkt, waaruit men iets kan afleiden: de kentekenen van een ziekte; kentekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand; de kentekenen van iets dragen.