(zonk in, is ingezonken),
1. door zijn zwaarte in een vloeibare of weke stof dringen, zakken, zinken in: de areometer moet tot het streepje inzinken; het schip zinkt te diep in, is te zwaar geladen ; wij zonken tot aan de enkels de modder in; zinkende gaan of .komen in : bijna onmiddellijk na de aanvaring zonk het schip de diepte in ;
2. (oneig.) lager dan het omgevende komen te liggen ; zie gezonken :
3. in elkaar zinken ; (fig.) verslappen, bezwijken, de moed verliezen; — (van fondsen) lager van koers woorden.