Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Inkeer

betekenis & definitie

m., g. mv.,

1. (veroud.) intrek : ik zal bij u mijn inkeer nemen;
2. het tot zichzelf ingaan om zijn gedragingen te toetsen: tot inkeer komen, besef krijgen van de verkeerdheid van wat men gedaan heeft; — iem. tot inkeer brengen, het genoemde besef bij hem doen ontstaan;
3. (Zuidn.) plaats waar een weg een bocht maakt, draai in een straat.