Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hogepriester

betekenis & definitie

[het accent wisselt] m. (-s),

1. (bijb.) opperpriester bij de Israëlieten, wiens waardigheid in het geslacht van Aäron erfelijk was en die als bemiddelaar optrad tussen Jahwe en Zijn uitverkoren volk ;
2. Christus of (R.-K.) Zijn plaatsvervanger hier op aarde, de Paus.

< >