I. zn. o. (-en),
1. halve cirkel;
2. (aardr.) elk der helften van de aard- of hemelbol, hemisfeer: het oostelijk en westelijk halfrond, die gescheiden worden door het vlak van de eerste meridiaan; het noordelijk en zuidelijk halfrond, gescheiden door het vlak van de evenaar;
II. bn., de vorm van een halve cirkel, cylinder of bol hebbende : halfronde torens; een halfronde vijl, vijl met een halve cirkel tot doorsnede.