Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Gretig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st), graag, begerig, belust: een vorst, zo eerzuchtig, zo gretig naar macht; gretige toehoorders; met een gretig oor toeluisteren; — (bw.) op gretige wijze: hij tastte gretig toe, at met gretigheid : hij greep de hem aangeboden gelegenheid gretig aan, met begerige ijver ; het boek werd gretig gekocht en gelezen.

< >