m. (-s, -en),
1. (ijzeren) schuifbout met handvat die in een post, kozijn of steen loopt, tot sluiting van poorten, deuren of vensters : hij sloeg de deur dicht en schoof de grendel er op ; — achter de grendels, achter slot en grendel zitten, in verzekerde bewaring, gevangen zijn'
2. sluitinrichting van moderne geweren ; door het vooruitbrengen en omleggen van de grendel wordt het geweer gesloten en de slagveer gespannen;
3. hamer van de steenhouwer waarin een aantal puntige ijzeren pennen kunnen worden vastgezet.