Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ijzeren

betekenis & definitie

bn.,

1. van ijzer, uit ijzer vervaardigd: een ijzeren staaf; een ijzeren dak, van gegolfd plaatijzer ; — hij heeft een hoofd als een ijzeren pot, hij heeft een verbazend sterk geheugen ; — de ijzeren man, (volkst.) excavator ;
2. (lig.) zeer sterk, tegen alles bestand : een ijzeren gezondheid ; een ijzeren maag ; — een ijzeren Hein, iem., die tegen alles bestand of gehard is; — onbuigzaam, onwrikbaar: een ijzeren wil; — onvermurwbaar : ijzeren gestrengheid; — zwaar drukkend, knellend: met ijzeren vuist regeren;
3. (overdr.) de ijzeren eeuw, tijdperk van ruwe kracht en geweld.