Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie V
- Vastnaaien
- Vastnagelen
- Vastnestelen
- Vastpakken
- Vastpennen, vastpinnen
- Vastplakken
- Vastpluggen
- Vastpraten
- Vastprikken
- Vastrechttarief
- Vastredeneren
- Vastregenen
- Vastrijgen
- Vastroeien
- Vastroesten
- Vastschroeven
- Vastschuiven
- Vastsjorren
- Vastslaan
- Vastsolderen
- Vastspelden
- Vastspijkeren
- Vaststaan
- Vaststaand
- Vaststampen
- Vaststeken
- Vaststellen
- Vaststellingsovereenkomst
- Vaststrikken
- Vaststuwen
- Vasttimmeren
- Vasttrappen
- Vastvaren
- Vastvlechten
- Vastvriezen
- Vastwerken, zich
- Vastwoelen
- Vastwortelen
- Vastzeilen
- Vastzetten
- Vastzitten
- Vat
- Vatbaar
- Vatbaarheid
- Vatband
- Vatbier
- Vatboter
- Vatduig
- Vaten
- Vatenkwast
- Vatenteil
- Vatenwassen
- Vatenwasser
- Vatenwasster
- Vater werden ist nicht schwer, vater sein dagegen sehr
- Vatgeld
- Vatgroente
- Vathoepel
- Vathout
- Vathoutsblad
- Vaticaan
- Vaticaans
- Vaticaanstad
- Vaticanus
- Vaticinium post eventum
- Vats
- Vatsmaak
- Vatten
- Vatvuil
- Vatwater
- Vaudeville
- Vazal
- Vazallenplicht
- Vazalliteit
- Vazalstaat
- Vazelen
- Vazencollectie
- Vazenkunst
- Vechtachtig
- Vechtachtigheid
- Vechten
- Vechter
- Vechterij
- Vechtersbaas
- Vechtershaan
- Vechtgraag
- Vechthaan
- Vechthond
- Vechtjas
- Vechtkunst
- Vechtlust
- Vechtlustig
- Vechtpartij
- Vechtplaats
- Vechtwagen
- Vector
- Vectoranalyse
- Vectordiagram
- Vectorproduct
- Vectorsom
