Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie V
- Vasoconstrictoren
- Vasodilatatie
- Vasodilatoren
- Vasoligatuur
- Vasomotoren
- Vasomotorisch
- Vasotomie
- Vast
- Vastbakken
- Vastberaden
- Vastberadenheid
- Vastbinden
- Vastblazen
- Vastbouten
- Vastdouwen, vastduwen
- Vastdraaien
- Vastdrijven
- Vastdrukken
- Vasteland
- Vastelandsblok
- Vastelandseiland
- Vastelandsgolf
- Vastelandsklimaat
- Vastelandsplat
- Vastelijk
- Vasten
- Vastenavond
- Vastenavonden
- Vastenavondgek
- Vastenavondgrap
- Vastenavondpret
- Vastenavondspel
- Vastenavondtijd
- Vastenavondvermaak
- Vastenavondvermakelijkheden
- Vastenavondvreugde
- Vastenavondzot
- Vastenavondzotje
- Vastenbier
- Vastenblok
- Vastenbrief
- Vastenconferentie
- Vastendag
- Vastendispensatie
- Vastendoek
- Vastengeld
- Vastengordijn
- Vastenmaand
- Vastenmandement
- Vastenmeditatie
- Vastenprediker
- Vastenpreek
- Vastensoep
- Vastenspijs
- Vastentijd
- Vastenwet
- Vaster
- Vastgespen
- Vastgieten
- Vastgrabbelen
- Vastgrijpen
- Vastgroeien
- Vasthaken
- Vasthechten
- Vastheid
- Vastheidscijfer
- Vastheidscoëfficiënt
- Vastheidsgrens
- Vastheidsleer
- Vastheidsproef
- Vasthi
- Vasthouden
- Vasthoudend
- Vasthouder
- Vastigheid
- Vastkakigen
- Vastkeggen
- Vastketenen
- Vastkitten
- Vastklampen
- Vastklemmen
- Vastkleven
- Vastklinken
- Vastkloppen
- Vastkluisteren
- Vastknellen
- Vastknijpen
- Vastknopen
- Vastkoppelen
- Vastkrammen
- Vastlakken
- Vastleggen
- Vastliggen
- Vastlijmen
- Vastlopen
- Vastmaken
- Vastmaking
- Vastmarlen
- Vastmeren
- Vastmetselen