Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie H
- Halfjaarlijks
- Halfjarig
- Halfje
- Halfjes
- Halfjuffrouw
- Halfklinker
- Halfkous
- Halfkristal
- Halflaken
- Halflang
- Halflap
- Halfledig
- Halfleer
- Halfleren
- Halflinnen
- Halfluid
- Halfmaan
- Halfmaandelijks
- Halfmadam
- Halfmarokijnen
- Halfmouw
- Halfnaakt
- Halfnaaktheid
- Halfnegen
- Halfonderstandig
- Halfoogst
- Halfopen
- Halfpan
- Halfpijler
- Halfpond(sgewicht)
- Halfporselein
- Halfrijm
- Halfrijp
- Halfrond
- Halfs lachtig
- Halfschaduw
- Halfscheid
- Halfschilden
- Halfslachtigheid
- Halfslag
- Halfslagje
- Halfsleet
- Halfsleetje
- Halfsleets
- Halfsnik
- Halfstam
- Halfsteek
- Halfsteens
- Halfsteensmuur
- Halfsteensrollaag
- Halfsteensverband
- Halfsteng
- Halfstof
- Halfstok
- Halfstruik
- Halftien
- Halftij
- Halftime
- Halftint
- Halftop
- Halfuur
- Halfuursglas
- Halfuurtje
- Halfvasten
- Halfvastenmarkt
- Halfvastenpret
- Halfvergeten
- Halfverheven
- Halfvers
- Halfvet
- Halfvier
- Halfvleugeligen
- Halfvocaal
- Halfvol
- Halfvolwassen
- Halfvrije
- Halfwas
- Halfwassen
- Halfwattlamp
- Halfweg
- Halfwijs
- Halfwind
- Halfwinder
- Halfwinner
- Halfwinning
- Halfwit
- Halfwitbeen
- Halfwoekerplant
- Halfwollen
- Halfzacht
- Halfzes
- Halfzesje
- Halfzeven
- Halfzijde
- Halfzijden
- Halfzool
- Halfzuil
- Halfzuster
- Halicarnassus
- Haling