Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie H
- Haalmes
- Haalover
- Haalpen
- Haalpot
- Haalring
- Haalschuld
- Haalsteen
- Haaltje
- Haaltouw
- Haalwerk
- Haam
- Haam, juk
- Haam, lichaam
- Haambeugel
- Haamblok
- Haamgoed
- Haamhoorn
- Haamhout
- Haamkussen
- Haampje
- Haamscheid
- Haamsingel
- Haan
- Haander
- Haanderikebloem
- Haanhout
- Haanpal
- Haansteen
- Haantje
- Haantjepik
- Haantjesgoed
- Haantjestorren
- Haar
- Haar, naamval
- Haar, bouwland
- Haar, gras
- Haar, hoofdhaar
- Haar, o.a. scherpe kant
- Haarachtig
- Haarbal
- Haarbalsem
- Haarband
- Haarbarstje
- Haarbezem
- Haarboom
- Haarborstel
- Haarbos
- Haarbreed
- Haarbreedte
- Haarbuis
- Haarcylinder
- Haard, stookplaats
- Haard, strekdam
- Haard(e)
- Haardas
- Haardbezem
- Haardblok
- Haarddorpel
- Haardfrisijzer
- Haardfrissen
- Haardgieterij
- Haardgoden
- Haardhekje
- Haardijzer
- Haardje
- Haardkleedje
- Haardkoek
- Haardkolen
- Haardkolk
- Haardkuil
- Haardoek
- Haardos
- Haardpaal
- Haardplaat
- Haardracht
- Haardroger
- Haardroogapparaat
- Haardscherm
- Haardschop
- Haardstaal
- Haardstede
- Haardstedengeld
- Haardsteen
- Haardstel
- Haardstoffer
- Haardstok
- Haardstolp
- Haardtegel
- Haardvormerij
- Haardvuur
- Haarfijn
- Haargetouw
- Haargetuig
- Haargezwel
- Haargolf
- Haargolven
- Haargolving
- Haargras
- Haargroei
- Haarhamer