Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie H
- Halitran
- Hall
- Hallel
- Halleluja
- Hallelujahoed
- Hallelujameisje
- Hallenkerk
- Halletje
- Halletoren
- Hallo
- Hallogeroep
- Hallucinant
- Hallucinatorisch
- Hallucineren
- Halm
- Halm dragend
- Halma
- Halmeester
- Halmer
- Halmeren
- Halmknoop
- Halmstro
- Halmvlieg
- Halmwesp
- Halo
- Halogeen
- Halogeenmeter
- Halogeenscoop
- Halogeentechniek
- Halriet
- Hals
- Halsader
- Halsbalk
- Halsband
- Halsbeen
- Halsbel
- Halsberg
- Halsbeugel
- Halsbies
- Halsbindsel
- Halsblok
- Halsboei
- Halsboord
- Halsbrekend
- Halsbrekerij
- Halsdas
- Halsdoek
- Halsdoekje
- Halsgat
- Halsgerecht
- Halsgevel
- Halsgewricht
- Halsgezwel
- Halsgordel
- Halsgroeve
- Halsheer
- Halsheerlijkheid
- Halshoek
- Halshoep
- Halshout
- Halsje
- Halsjuk
- Halskarkant
- Halsketen
- Halsketting
- Halskevers
- Halsklamp
- Halsklier
- Halsklos
- Halskraag
- Halskruid
- Halskruis
- Halskwab(be)
- Halslengte
- Halsleuver
- Halsmetaal
- Halsmisdaad
- Halsmus
- Halsopening
- Halspels
- Halsplooi
- Halsrecht
- Halsrechter
- Halsreep
- Halsriem
- Halsring
- Halsschot
- Halssieraad
- Halsslagader
- Halsslipje
- Halssnoer
- Halsspier
- Halsstarrig
- Halsstarrigheid
- Halsstarriglijk
- Halssteen
- Halsstraf
- Halsstreng
- Halsstuk
- Halstalie