Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Bunkerolie
- Bunschol
- Bunsel
- Bunseldoek
- Bunselen
- Bunsenbrander
- Buntal
- Buntgras
- Bunzig
- Bunzing
- Bunzingbont
- Bunzinghaar
- Bunzingval
- Bunzinkje
- Buratine
- Burcht
- Burchtdeur
- Burchtgracht
- Burchtheer
- Burchtplein
- Burchtpoort
- Burchtruïne
- Burchtvrouw
- Burchtzaat
- Bureau
- Bureau-agenda
- Bureau-ambtenaar
- Bureau-omnibus
- Bureaubehoeften
- Bureauchef
- Bureaucraat
- Bureaucratie
- Bureaucratisch
- Bureaugeld
- Bureaukosten
- Bureaulamp
- Bureaulist
- Bureauliste
- Bureaustoel
- Bureautijd
- Bureauwerk
- Bureauzaken
- Bureel
- Bureelkosten
- Bureelrat
- Bureelschrijfster
- Bureelschrijver
- Bureliste
- Buren
- Burengerucht
- Burenplicht
- Burenrecht
- Burentwist
- Buret
- Burg
- Burgemeester
- Burgemeesterachtig
- Burgemeesteren
- Burgemeesterlijk
- Burgemeestersambt
- Burgemeestersbuik
- Burgemeesterschap
- Burgemeesterskamer
- Burgemeestersketen
- Burgemeestersketting
- Burgemeestersplaats
- Burgemeestersvrouw
- Burgemeesterszoon
- Burger
- Burgerachtig
- Burgeradel
- Burgerafkomst
- Burgerbestaan
- Burgerbevolking
- Burgerbrief
- Burgerdeugd
- Burgerdienst
- Burgerdochter
- Burgereer
- Burgeres
- Burgerfamilie
- Burgerfeest
- Burgergasthuis
- Burgergezin
- Burgerheer
- Burgerhoogmoed
- Burgerhuis
- Burgerhuishouden
- Burgerhuishouding
- Burgerij
- Burgerjongen
- Burgerjuffrouw
- Burgerkeuken
- Burgerkind
- Burgerklas
- Burgerklasse
- Burgerkleding
- Burgerklok
- Burgerkost
- Burgerkrans