Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Burgerkrijg
- Burgerkring
- Burgerkroon
- Burgerleraar
- Burgerleven
- Burgerlieden
- Burgerlijk
- Burgerlijkheid
- Burgerlogement
- Burgerlui
- Burgerluitjes
- Burgermaatschappij
- Burgerman
- Burgermannetje
- Burgermanskind
- Burgermeisje
- Burgermens
- Burgermoord
- Burgeroorlog
- Burgerplicht
- Burgerpot
- Burgerpotje
- Burgerpraktijk
- Burgerrecht
- Burgers
- Burgerschap
- Burgerschapsrecht
- Burgerschool
- Burgerstaat
- Burgerstand
- Burgertrant
- Burgertrots
- Burgertrouw
- Burgerturf
- Burgervader
- Burgervolk
- Burgervolkje
- Burgervrouw
- Burgerwacht
- Burgerweeshuis
- Burgerwoning
- Burgerzin
- Burggraaf
- Burggraafschap
- Burggrafelijk
- Burggravin
- Burghaak
- Burgheer
- Burgje
- Burgwal
- Burijn
- Burijngravure
- Burin
- Burinnetje
- Burlen
- Burlesk
- Burleske
- Burnu
- Burrelaar
- Burrelen
- Burrie
- Bursaal
- Burschikos
- Bus
- Bus (omnibus)
- Busboom
- Busdienst
- Busdokter
- Busgeld
- Busgroente
- Bushalte
- Bushel
- Business as usual
- Busje
- Busken
- Buskool
- Buskruit
- Buskruitboom
- Buskruitcylinder
- Buskruitfabriek
- Buskruitlading
- Buskruitmagazijn
- Buskruitmolen
- Buskruitproef
- Buskruitton
- Buskruitvat
- Buskruitverraad
- Buskruitzeef
- Buslichting
- Busopener
- Buspassagier
- Buspatiënt
- Buspatiënte
- Buspraktijk
- Busrecht
- Bussel
- Busselbinder
- Busselen
- Busseltje
- Bussen