m. (-s),
1. wettelijk burgerlijk hoofd ener gemeente; — burgemeester en wethouders (B. en W.), het college van dagelijks bestuur ener gemeente; — ééns burgemeester, blijft (altijd) burgemeester, wie eens een bepaalde plaats in de achting der mensen heeft (ten goede of ten kwade), houdt die; — zij maken er hem geen burgemeester om, ze kunnen er hem niets om doen; — iem. burgemeester van een afgebrand dorp maken, onschadelijk maken;
2. soort van zeemeeuw (Larus hyperboreus) ’s winters hier aan de kust voorkomende.