Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Buiig
- Buik
- Buikaandoening
- Buikachtig
- Buikademhaling
- Buikader
- Buikaorta
- Buikband
- Buikboom
- Buikbreuk
- Buikdenning
- Buikdienaar
- Buiken
- Buikfles
- Buikgordel
- Buikgording
- Buikholte
- Buikig
- Buikigheid
- Buikijzer
- Buikingewanden
- Buikje
- Buikklier
- Buikkramp
- Buiklijst
- Buikloop
- Buikmerg
- Buiknaad
- Buikontlasting
- Buikopening
- Buikpers
- Buikpijn
- Buikpotig
- Buikriem
- Buikrijer
- Buikrommeling
- Buikschild
- Buikseizing
- Buiksnijding
- Buikspeekselklier
- Buikspek
- Buikspier
- Buikspreken
- Buikspreker
- Buikstandig
- Buikstuk
- Buiktering
- Buiktyphus
- Buikvel
- Buikvin
- Buikvinnigen
- Buikvlies
- Buikvliesontsteking
- Buikvulling
- Buikwand
- Buikwaterzucht
- Buikwegers
- Buikworm
- Buikzaag
- Buikzalm
- Buikziek
- Buikziekte
- Buikzijde
- Buikzuiverend
- Buikzwam
- Buil
- Buildoek
- Builen
- Builenpest
- Builer
- Builgaas
- Builgoed
- Builkamer
- Builkist
- Builkleed
- Builloper
- Builmolen
- Builopening
- Builsteen
- Builzolder
- Buis
- Buisbalg
- Buisbloem
- Buisbloemigen
- Buisbreuk
- Buisen
- Buisezel
- Buisgat
- Buishaantje
- Buisharing
- Buisijzer
- Buisje
- Buisjesdag
- Buiskap
- Buisklep
- Buiskool
- Buiskoppeling
- Buiskoraal
- Buiskwal
- Buisleiding