Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Brugturnen
- Brugvak
- Brugvloer
- Brugwacht
- Brugwachter
- Brugwachtershuisje
- Brugwijdte
- Brui
- Bruid
- Bruidegomsgast
- Bruidegomsgoed
- Bruidegomspak
- Bruidegomspijp
- Bruidje
- Bruidsbed
- Bruidsbouquet
- Bruidsdagen
- Bruidsgaaf
- Bruidsgeschenk
- Bruidsgift
- Bruidsgoed
- Bruidsjapon
- Bruidsjonker
- Bruidsjuffer
- Bruidskamer
- Bruidskleed
- Bruidskoets
- Bruidskorf
- Bruidskrans
- Bruidsmeisjes
- Bruidsmystiek
- Bruidsnacht
- Bruidspaar
- Bruidspartij
- Bruidspenning
- Bruidsschat
- Bruidssluier
- Bruidsstoet
- Bruidsstuk
- Bruidssuiker
- Bruidstijd
- Bruidstooi
- Bruidstranen
- Bruidsvlucht
- Bruien
- Bruierij
- Bruigom
- Bruikbaar
- Bruikbaarheid
- Bruiken
- Bruiker
- Bruikleen
- Bruikleenster
- Bruiklener
- Bruiklening
- Bruikweer
- Bruiloft
- Brundisium
- Bruta fortuna
- Bruta fulmina
- Brutus
- Brutus is an honourable man ; so are they all, all honorable men
- Bu co li ca
- Bucephalus
- Bühnenfieber
- Buidelrat
- Buidelspreeuw
- Buidelvormig
- Buidelwolf
- Buien
- Buienkauwer
- Buienlijn
- Buienwolk
- Buigbaar
- Buigbaarheid
- Buigen
- Buiger
- Buighang
- Buigijzer
- Buiging
- Buigingsleer
- Buigingsrooster
- Buigingsspectrum
- Buigingsuitgang
- Buigingsverschijnsel
- Buigingsvorm
- Buiginkje
- Buigligging
- Buigmachine
- Buigpas
- Buigpees
- Buigproef
- Buigpunt
- Buigspier
- Buigstand
- Buigsteun
- Buigtang
- Buigvastheid
- Buigzaam
- Buigzaamheid