(Fr.) o. (-s).
1. het geheel, alles te zamen, allen bijeen: de feiten in hun ensemble; — (in de kunst) de samenwerking der enkele delen of personen tot een harmonisch geheel; samenspel.
2. muziekstuk voor verschillende instrumenten; — gedeelte ener grote compositie door meer personen gezongen, in tegenstelling met de solo’s.
3. toneel- of muziekgezelschap.