m. (-en),
1. fabelachtig wezen in de gedaante van een zeer klein mens;
2. onnatuurlijk klein mens, het tegenovergestelde van reus: een wanstaltige dwerg; — (fig.) wie klein, machteloos staat tegenover iets groots: wat zult gij, dwergen, u tegen Gods almacht verzetten! bij vergel. ook van zaken: een dwerg van een auto.