Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Droog

betekenis & definitie

o., g. mv., plek of plaats waar het droog is, waar geen water doordringt of geen water staat; in N.-Nedl. alleen in op het droge, in Z.Nedl. ook in het droog, wat ook bet.: in de gevangenis ; —op het droge zitten of verzeild zijn, op een zandbank zitten ; (fig.) in een toestand gekomen zijn, waar men zich niet meer uit kan redden (vooral scherts.); — als een vis op het droge, hulpeloos, onbeholpen; — zijn schaapjes op het droge hebben, genoeg geld verdiend hebben om rustig te kunnen leven, binnen zijn.