Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Doven

betekenis & definitie

(doofde, heeft gedoofd),

I. overg.,
1. het branden van iets doen eindigen (bij blussen denkt men meer aan de vlammen, bij doven aan de gloed of het licht): het vuur, een lamp doven ; — dof maken: de glans, de luister doven; (fig.) de lust doven, doen verflauwen of ophouden;
2. geluid doven, dempen, dof maken;
3. (veroud.) gevoelloos maken, verdoven: de koude en de strak gespannen riemen doven zijn voeten;

II. (onoverg.) uitgaan (vuur, licht); — dof, gedempt worden (van geluiden).

< >