Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Blond

betekenis & definitie

I. bn. (-er, -st),

1. van een lichte naar het goudgeel overhellende kleur, in de eerste plaats van haar gezegd: zij heeft blond haar; vand. : zij is blond;
2. (bij verg.) lichtkleurig en min of meer stralend, spiegelend: de blonde duinen; het blonde strand; het blonde graan ; de blonde dageraad ; de blonde Apollo ;
3. (gew.) iem. blond en blauw slaan, geducht afranselen, in de alg. taal bont en blauw ;

II. zn. o., blonde kleur, blond voorkomen.