bn.,
1. stralen uitzendend: de stralende zon ;
2. helder verlicht: stralend stijgt de witte gevel op ; (fig.) stralend van vreugde;
3. (als afkorting ook) stralend, zich zichtbaar zeer gelukkig voelend : een stralend paartje;
4. (nat.) zich op een afstand latende gevoelen, zich rechtlijnig door de aether voortplantend: stralende energie ;
5. als licht uitschijnend : stralende zonneschijn; een stralende dag, waarop de zon volop schijnt;
6. (plantk.) stralende bloemkronen, die aan de rand van een bloeiwijze staan en door hun grootte afwijken.