(beurde, heeft gebeurd),
1. tillen, opheffen; zich beuren, zich (ver)heffen;
2. geld beuren, innen, ontvangen, inz. voor verkochte goederen, geleverd werk of bewezen diensten ;
3. (gew.) gebeuren ; overkomen ;
4. (gew.) het mag mij niet beuren, het past, betaamt mij niet.