I. (beerde, heeft gebeerd),
1. (gew.) tieren, schreeuwen, te keer gaan.
2. schreeuwen als de olifant en de rhinoceros.
II. (beerde, heeft gebeerd), (gemeenz.)
1. borgen, op krediet verkopen.
2. schulden maken.
III. (beerde, heeft gebeerd),
1. het land met beer bemesten.
2. (plat) ontlasting hebben: ik moet eens beren, ik moet eens uit de broek.