(Fr.), m. (-s),
1. schrijver(-ster), opsteller van een boek, van een verhandeling; volgens de Auteurswet van 1912 ruimer: de maker van elk werk van letterkunde, wetenschap of kunst;
2. (fig.) werk van een schrijver, collectief (meest in ’t meerv.) genomen: ik lees veel Franse auteurs;
3. dader, bedrijver, veroorzaker;
4. (recht.) rechtsvoorganger, hij van wie men een recht verkregen heeft.