Wat is de betekenis van auteur?

2023-11-30
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

auteur

Het begrip auteur heeft 2 verschillende betekenissen: 1) iemand die iets geschreven heeft. iemand die een bepaald boek of een bepaalde tekst geschreven heeft; schrijver. 2) beroepsschrijver of amateurschrijver. iemand die schrijft voor zijn beroep of uit liefhebberij; ook: het beroep van schrijver, en dan vooral in toepassing op iema...

2023-11-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

auteur

auteur - zelfstandig naamwoord uitspraak: au-teur 1. wie als beroep romans of gedichten schrijft ♢ de auteur van dit boek is onbekend Zelfstandig naamwoord: au-teur de auteur de auteurs...

Direct alle resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-11-30
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

auteur

Een auteur is de oorspronkelijke maker (ontwerper, schrijver) van een choreografie, toneeltekst of boek.

2023-11-30
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Auteur

schrijver; dader; persoon van wie men een recht verkregen heeft

2023-11-30
Woordenboek Nederlandse termen van Bibliotheek en documentaire informatie

dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)

auteur

1. persoon of corporatie die als eerste of als enige verantwoordelijk is voor de intellectuele of artistieke inhoud van een publikatie. 2. zie: schrijver.

2023-11-30
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

auteur

auteur - Personen die boeken, artikelen, gedichten, toneelstukken of andere werken schrijven of op andere wijze samenstellen, waarbij literaire compositie betrokken, met de bedoeling deze te publiceren.

2023-11-30
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Auteur

[Fr. oteur'], schrijver van een boek, toneelstuk, e.d.

2023-11-30
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Auteur

schrijver, dichter; bewerker; oorzaak.

2023-11-30
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Auteur

maker, schepper, verwekker, bewerker, stichter, dader, bedrijver, ontwerper, schrijver, schrijfster; zegsman, bron; les auteurs de mes jours, mijn ouders.

2023-11-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Auteur

(Fr.), m. (-s), 1. schrijver(-ster), opsteller van een boek, van een verhandeling; volgens de Auteurswet van 1912 ruimer: de maker van elk werk van letterkunde, wetenschap of kunst; 2. (fig.) werk van een schrijver, collectief (meest in ’t meerv.) genomen: ik lees veel Franse auteurs; 3. dader, bedrijver, veroorzaker; 4. (recht.) rech...

2023-11-30
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

auteur

(Fr.) m. schrijver van een boek; bewerker, oorzaak; zie ook autor.

2023-11-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

auteur

m. auteurs, auteurtje (Fr. schrijver, schrijfster van een boek; zijn of haar werk; dader; stichter, aanstichter).

2023-11-30
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

auteur

(Fr.), m. schrijver.

2023-11-30
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Auteur

Auteur - schrijver of schrijfster van een boek. Ook aanstichter of dader van een of ander misdrijf. Zie Auctor intellectualis.

2023-11-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

auteur

(ou'teur) m. (—s) [Fr. → Lat. auctor → augere, doen groeien, tot stand brengen .‘. ] hij die tot stand brengt nl. I.1. Eig. opsteller, schrijver. 2. Metn. werk van een auteur. - II. dader, bewerker, stichter, auteurschap (ou'teurschap) o. het auteur zijn.

2023-11-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Auteur

[Fr. Lat. auctor, maker, ontwerper enz.], m. (-s), 1. schrijver, schrijfster, opsteller van een boek, verhandeling, letterkundig werk; letterkundige: een bekend (fig.) werk van een schrijver, collectief genomen: ik lees veel Franse auteurs; 2. dader, veroorzaker; 3. rechtsvoorganger, hij van wie men een recht verkregen heeft.

2023-11-30
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

auteur

auteur - m . schrijver, dichter; bewerker; oorzaak.

2023-11-30
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Auteur

Auteur - schrijver.

2023-11-30
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Auteur

Schrijver, bewerker.

2023-11-30
De kleine Zuiveraar - vreemde woorden woordenboek

G.F. Callenbach (1908)

Auteur

schrijver, bewerker, dader.