m. (-en),
1. toegevoegd persoon, -beambte, helper, inz. bij werk van hogere aard; aan universiteiten als bepaalde rang: assistent van een hoogleraar; assistent bij de botanie, op een laboratorium, op het postkantoor, in een apotheek;
2. (Ind.) plantageemployé;
3. (R.-K.) geestelijke uit een der hogero orden, ter opluistering toegevoegd aan de celebrant van een dienst; — hulppriester ener parochie.