Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Anticiperen

betekenis & definitie

(anticipeerde, heeft geanticipeerd), (<Fr.-Lat.), een voordeel genieten, een recht uitoefenen vóór de daartoe bepaalde tijd; — op iets vooruitlopen: ik vraag nog geen traktementsverhoging; ik wil niet anticiperen op de te verwachten nieuwe regeling; — (handelst.) voor de vastgestelde tijd in betaling nemen of geven van een geschrift; — het nemen van een voorschot.