Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Alias

betekenis & definitie

(Lat.),

I. bw., (scherts.) anders gezegd, ook wel genaamd : de heer J. H. Bruis, alias Buikje ;

II.zn. m. (-sen), 1. schertsende bijnaam: wij zullen u voortaan Tante Legio heten, hoe bevalt u die alias

3. (gemeenz.) iem. met wie men schertst, om wie men lacht, schalk, guit: dat heeft me die alias slim overlegd ;

een wonderlijke alias, een rare snuiter.

< >