(Lat.),
I. bw., (scherts.) anders gezegd, ook wel genaamd : de heer J. H. Bruis, alias Buikje ;
II.zn. m. (-sen), 1. schertsende bijnaam: wij zullen u voortaan Tante Legio heten, hoe bevalt u die alias
3. (gemeenz.) iem. met wie men schertst, om wie men lacht, schalk, guit: dat heeft me die alias slim overlegd ;
een wonderlijke alias, een rare snuiter.