Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afstraffen

betekenis & definitie

(strafte af, heeft afgestraft),

1. iem. afstraffen, hem de nodige straf toedienen (inz. lichaamsstraffen) : soldaten, matrozen af straffen; het af straffen met klingslagen is vervallen ; — zich laten af straffen, zich aan de verdiende straf onderwerpen : de knaap liet zich geduldig af straffen;
2. iem. duchtig doorhalen, hem de mantel uitvegen, hem ferm op zijn plaats zetten, inz. om hem zijn minderheid te doen gevoelen: gisteravond, toen hij weer zo het hoogste woord voerde, heb ik hem eens duchtig afgestraft;
3. (volkst.) een vrouw afstraffen, haar gebruiken, vleselijke gemeenschap met haar plegen.