Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afgod

betekenis & definitie

m. (-en),

1. werkelijk of denkbeeldig wezen, in plaats van de enig ware God als godheid aangebeden oo vereerd, valse godheid
2. concreet beeld van een godheid;
3. (fig.) iem. tot zijn afgod maken, Hem aanbidden, in hoge mate liefhebben, buitensporige eerbied betonen; — in ongunstige zin: een afgod van iets maken, er mee dwepen, het overdreven liefhebben; de afgoden dezer eeuw, de voorwerpen, de personen der hartstochtelijke verering van de tijdgeest; — (zegsw.) van zijn buik een afgod maken, zijn hoogste geluk zoeken in lekker eten en drinken; — zij maakt van haar huis een afgod, zij is er de slaaf van.