m. (-s, -en),
1. (vroeger) R.-K. geestelijke die de bisschop in de uitoefening zijner ambtsplichten bijstond of hem verving, zoals de tegenwoordige vicarissen-generaal;
2. (thans) priester die bij de wijding de bisschop bijstaat en in naam der wijdelingen toelating voor hen vraagt;
3. (in de Anglicaanse kerk) geestelijke die de plaats van de bisschop vervult en zijn dienst verricht;
4. (in de Protestantse kerk, b.v. te Groningen) het hoofd der kerkelijke armenverzorgers.