Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aar

betekenis & definitie

v. (aren),

1. (plantk.) bloeiwijze met zittende of zeer kortgesteelde bloemen langs een gemeensch. bloemspil; — afgebroken aar : als er telkens delen der spil zijn die geen bloemen dragen ; — ijle aar, als de bloemen vrij ver van elkaar zijn geplaatst;
2. bovenste deel van de halm bij gras- en graangewassen waarin zich de graankorrels bevinden: volle aren; aren lezen, opzamelen ; — in de aren schieten, aren krijgen; — vroege aren, een slechte St.-Jakob, vroege aren brengen geen rjjke oogst;
3. (timm.) punt van een beitel of vijl, waarop het hecht of handvat wordt bevestigd.