Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aanvoeren

betekenis & definitie

(voerde aan, heeft aangevoerd),

1. (van personen) ze voeren of geleiden naar de plaats van bestemming, inz. krijgslieden, ten strijde voeren; het bevel voeren over; — als leider optreden;
2. (van zaken) aanbrengen door enig vervoermiddel of door een geleiding : hout, stenen, levensmiddelen aanvoeren; de olie wordt door buizen aangevoerd; — (dicht.) de wind steekt op en voert de stormen aan;
3. (fig.) bij brengen, ter staving van hetgeen beweerd wordt: bewijzen, tegenwerpingen, argumenten aanvoeren; — (indirect ook van personen): hij voerde de heer A als voorbeeld aan ; — (woorden, gezegden, beschrijvingen, beweringen enz.) met zeker oogmerk vermelden, te pas brengen, aanhalen : hij voerde enige proeven der oudste welsprekendheid aan.