als in zijn winterjas aan hebben is geen samenst.; ook niet in de kachel aan hebben; — (Zuidn.) hij heeft noch om, noch aan, hij is uiterst behoeftig; — (fig.) een roes, een buis, een laars, een kas enz. aan hebben, in meerdere of mindere mate dronken zijn; — (in het spel) een appèl, een punt, een partij aan hebben, voor zijn rekening hebben, verloren hebben; — (Zuidn.) om het lijf hebben, van belang zijn: dat heeft heel wat aan.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk