Sinterklaaslexicon

Marie-José Wouters (2009)

Gepubliceerd op 24-10-2019

Pedagogie rondom Sint-Nicolaas

betekenis & definitie

Vanaf de 14de eeuw was Matteüs 25:14-30 de verplichte evangelielezing op 6 december. Het is het verhaal van drie knechten die elk een talent van hun meester krijgen als die op reis gaat.

Bij terugkomst moeten de knechten rekenschap afleggen: twee hebben er met het geld gewerkt en het vermeerderd. De derde heeft het in een gat in de grond gestopt en er niets mee gedaan. Volgens Mezger werd dit rekenschap afleggen geassocieerd met de heilige van die dag: Sint-Nicolaas, die overhoort en kijkt of jij je best wel doet.

Het gegeven dat Sint-Nicolaas de luie straft en de vlijtige beloont, is al bekend uit een hymne uit de 11de eeuw.

Rond 1300 komt een monnik verkleed als Sint-Nicolaas op de kloosterschool. Hij heeft een roe in de hand en tuchtigt daarmee de leerlingen die hun les niet kennen. Vanaf ca. 1750 wordt er onder invloed van het rationalisme van de Verlichting meer rekening met de kinderziel gehouden. Sinterklaas als bullebak verdwijnt. ‘Waarheid bovenal, geen ooievaarsverhalen, geen Sint-Nicolaasgeloof’ (handboek uit 1812: De vroegste opvoeding der kinderen). In 1856 schreef A.E. van Noothoorn Het leven van Sint Nikolaas, waarin een vader over de sint vertelt, maar ook uit de doeken doet dat volwassen familieleden de geschenken geven. ‘Toch kan men uit de leugens over het sinterklaasfeest veel leren, net zoals de fabels die ook niet echt gebeurd maar wel leerzaam zijn.’ Maar daarna is sinterklaas meestal geen kindervriend, doch een boeman: hij gromt, dreigt en slaat stoute kinderen. Vanaf ca. 1840 stopt hij de ondeugende kinderen in de zak om ze mee te nemen naar Spanje, waar hij ze vermaalt tot pepernoten.

Met de herontdekking van de sprookjes gaat in de loop van de 19de eeuw de fantasie een belangrijker rol spelen. In 1900 is het spel belangrijk (Fröbel) en mag je de spontaniteit en zelfwerkzaamheid van het kind niet storen (Montessori).

Tegenwoordig vindt bijna iedereen het onverantwoord Sinterklaas te misbruiken als boeman of strafgever, als degene die alles ziet. Vooral dat laatste is voor kinderen erg bedreigend. Bij kleuters is de angst wezenlijk: ‘Zwarte Piet kan zomaar tevoorschijn komen, hij ziet mij, loopt nu over het dak en kan door een kier in de gordijnen naar binnen gluren.’ Wat voor volwassenen een feest van teruggaan naar de gelukkige jeugd is, kan voor een kleuter een tijd van angstige spanning zijn. Aan de andere kant stelt A.D. de Groot: ‘Het gaat er niet om de angst bij het kind te ontkennen, maar het te leren ermee om te gaan.’ De meeste hulpsinterklazen klagen echter dat er nog steeds ouders zijn die hun kinderen door Sinterklaas laten terechtwijzen. Als Sinterklaas voor een kleuter staat, is hij voor hem/haar de verpersoonlijking van autoriteit. De kleuter kijkt met groot vertrouwen en ontzag naar hem op.

Hij is de goede Sint, niet in staat tot boosheid. Sinterklaas is de vergevende liefde, die verheugd is over elk sprankje goede wil dat het kind toont. Als Sinterklaas al een opdracht geeft, moet die opdracht redelijk zijn en binnen het vermogen van het kind liggen. Een hyperactief kind kan niet opeens lange tijd rustig zijn, ook niet voor Sinterklaas. Sinterklaas kan het kind wel vertrouwen geven: ‘Ik heb gezien hoe goed je je best doet’, of: ‘Gisteren ging het heel goed, ga je je best doen er weer aan te denken?’ Elke Sinterklaas hoort een kindervriend te zijn en belangstelling voor de wereld van het kind aan de dag te leggen.

Bij Zwarte Piet kan voor sommige kinderen het schrikeffect meespelen, afhankelijk van de leeftijd en op welke manier ze met deze figuur in aanraking komen. Als een kleuter bang is, kan Zwarte Piet beter het kind van een afstand toezwaaien en via een ander (vader, moeder, ander kind) iets lekkers geven.

Zo hoeft het angstige kind niet direct in aanraking met Piet te komen.

Als een kind vragen gaat stellen over ‘hoe het nou allemaal kan’, is het niet verstandig direct te vertellen dat Sinterklaas niet bestaat. Dit is voor de meeste kinderen een schok en een teleurstelling. Beter is het, om het kind het zelf te laten ontdekken; beantwoord elke vraag met een wedervraag: ‘Ja, het lijkt wel raar; hoe denk je dan dat het gaat?’ Zo stimuleren ouders het kind om zelf te denken en ontnemen zij het geen illusie.

Daarna kunnen de ouders vertellen dat we een groot spel aan het spelen zijn en dat iedereen, klein en groot, mee mag doen.

Of dat we allemaal in navolging van de vroegere Sint-Nicolaas, die veel goede dingen deed, een beetje Sinterklaas spelen én zijn. Wel is het verstandig om erbij te vertellen dat dit een groot geheim is, dat er ook kinderen zijn die dit (nog) niet weten en er op die manier van genieten. Het is immers vervelend als je kind nog vrolijk ‘gelooft’, maar van anderen steeds te horen krijgt ‘dat-ie niet bestaat’.

Overigens vinden kinderpsychiaters dat het niet verstandig is de jeugd te vroeg te beroven van het sinterklaasgeloof. In deze wereld is goedaardige en zinvolle fantasie een belangrijk geestelijk bezit!

De pedagoog Bas Levering stelt: ‘Je hebt geluk als je opvoeders of leerkrachten hebt die je in zulke werelden inleiden.’ Maar ook is volgens hem het weten hoe het zit met Sinterklaas een belangrijke stap naar ‘groot worden’, een rite de passage. Het kind gaat een drempel over en hoort ineens bij de grotere kinderen die ‘het’ weten.

Volgens Beke en Van Hasselt is de kern van het Sinterklaasen-Pietspel de pedagogie van de hoop: de donkere Zwarte Piet verspreidt een prettige angst, een huiver, die verdwijnt als Sinterklaas majesteitelijk binnenschrijdt. ‘De behoefte aan concretisering van het kwade dat mensen bedreigt, de behoefte om tastbaar en zichtbaar te maken wat angst inboezemt en onheil brengt, die behoefte schept een zwarte figuur die schrik aanjaagt bij zijn verschijning. De kleur is zwart, omdat het de kleur van de duisternis is, de kleur van de nacht. Ook natuurvolkeren kennen deze donkere figuur. Het nachtelijk donker maakt iedereen onzeker, en bang. De kleur van onze huid doet hierbij niet ter zake. De duisternis is het kwade, het licht van de zon het goede.

In het sinterklaasspel zien we concreet verbeeld de strijd tussen het licht en het donker, tussen dag en de nacht, tussen de zomer en de winter, tussen het goede en het kwade. Het licht heeft het laatste woord en overwint.’ Zwarte Piet kan nog zo ondeugend doen of rare streken uithalen, zodra Sinterklaas hem tot de orde roept, is Piet weer gehoorzaam. Sinterklaas overwint. Volgens de auteurs: ‘Kind, wees ervan overtuigd dat wat voor dreigends, wat voor kwaad zich ook voordoet in je leven, het goede altijd het kwade overwint. Zo gauw Sinterklaas de deur binnenkomt, verstomt het gebons en zijn we veilig.’ Het is een optimistische levensvisie, waarbij het kind aan de hand van de vertrouwde ouder of onderwijskracht leert om te gaan met een van de negatieve aspecten van het leven, zoals angst er een is.

Beke & Van Hasselt, 2001; Booy, 1994, 1995; De Groot, 1949; De Jager, 1981; Levering e.a., 1997; Mezger, 1993; Nijkamp, 1952.