Latijns-Nederlandsch Lexicon

Stephanus Axters (1937)

Gepubliceerd op 26-11-2020

ENS

betekenis & definitie

Zijnde, wezen. Ens sumitur ab actu essendi, sed nomen rei exprimit quidditatem, sive essentiam entis, S. THOMAS, QU.

DISP. DE VERITATE Q. I, A. I, c., Het woord v. ‘zijnde’ geeft den zijnsakt te kennen-, de naam « ding» echter drukt de watheid of wezenheid van het wecken uit. — Ens dividitur in decent praedicamenta non univoce, sicut genus in species, sed secundum divers urn modunt essendi, S.THOMAS, COMMENT. IN III. PHYSIC. LECT. 5, N° 15, Het wezen wordt in tien hoofdbegrippen ingedeeld-, hoewel niet, -zoals bij de indeeling van het geslacht in soorten geschiedt, op éénzinnige wijze, maar naar de verschillende manieren van zijn. — Ens dividitur per potentiam et actum, s. THOMAS, COMMENT. IN III PHYSIC., LECT.

I, N° 6, het wetten wordt in aanleg en daad ingedeeld.Ens dividitur per contingens et necessarium, s. THOMAS, SUM. c. GENT. ui, 72, Het wezen wordt in wisselvallig en noodzakelijk ingedeeld. — Ens non potest esse genus alicuius, s. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 3, A. 5, c., Het pijnde kan geen geslacht uitmaken. — Ens non habel rationem generis, s.

THOMAS, SUM. C. GENT. 1, 25, Wezen verwezenlijkt niet het begrip geslacht. Non est ... possibile neque ... unum ... esse genus neque ... ens, ARISTOTELES, II MF.TAPHYS. c. 3; 998, B, 22, Het zijnde en het ééne kunnen geen geslacht uit maken. — Ens ... et mum el universaliter maxime de omnibus praedicatur, ARISTOTELES, IX METAPHYS. C. 2, 1053, B, 20, Eén en wezen worden van alles in den meest algemeenen zin gezegd. — Ens, etsi dicatur multipliciter, non tarnen dicitur aequivoce, sed per respectum ad mum, non quidem ad unum, quod sit solum ratione mum, sed quod est unum sicut una quaedam natura, S. THOMAS, COMM. IN IV METAPHYS., LECT.

I, Wezen wordt, ook al wordt het in velerlei zinnen gezegd, nooit op meerzinnige manier gebruikt, maar wel in verhouding tot iets ééns, dat niet alleen voor den geest, maar ook als de ééne natuur één is.—Omne ens est mum per suam essentiam, s. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 6, A. V, ARG. I, Elk zijnde is naar zijn wezenheid één, THEOL.

SUM. i, 136. — Ens quod sit suurn esse, non potest esse nisi mum, s. THOMAS, SUM. C. GENT. ii, 15, Daar kan maar één wezen zijn dat zijn zjjn is. — Ens praedicatur de solo Deo essentialiter, eo quod esse divinum est esse subsistens et absolutum, S. THOMAS, IT QUEST. QUODLIB.

A. 3, c, Wezen wordt in wezenlijken Zin alleen van God gezegd; het goddelijk wezen is namelijk op zichzelf staande en volstrekt zijn. — Necesse est dicere omne ens quod quocumque modo est, a Deo esse, s. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 44, A. i,c., Elk wezen, hoe het ook zij, moet van God komen. — Quaedam dicuntur entia, quia sunt via ad substantiam, sicut generationes et motus. Alia autem entia dicuntur, quia smt corruptiones substantiae, s. THOMAS, COMM.

IN IV METAPHYS. LECT. I, Sommige wezens heeten wezen omdat ze, Zooals voortbrenging en beweging tot de zelfstandigheid brengen-, andere heeten wezens omdat ze de zelfstandigheid te niet doen. — Alia ... dicuntur entia vel esse, quia per se habent esse sicut substantiae, quae principaliter et prius entia dicuntur. Alia vero, quia sunt passiones sive proprietates substantiae, sicut per se accidentia uninscuiusque substantiae, IBIDEM, Sommige wezens heeten wezen omdat ze uit zich zelf wezen hebben, zooals de Zelfstandigheid die op de voornaamste en eerste plaats komt als wezen-, andere echter heeten wezen omdat ze eigenschappen zijn van de zelfstandigheid, aldus de eigen bijkomstigheden van elke Zelfstandigheid. — Et ens in quantum ens habet quaedam propria, quae sunl commmia praedicata, S. THOMAS, COMM. IN IV METAPHYS., LECT. 4, Ook het wezen heeft als wezen sommige eigenschappen, die gemeenschappelijke gezegden zijn- — Ens et res convertuntur, s. THOMAS, SUM.

THEOL. 1, Q. 48, A. 2, ARG. 2, Wezen en ding zijn ruilbaar. — Ens et verum convertuntur, s. THOMAS, COMM. IN I PERIHERMEN. LECT. 3, N° 8, Wezen en waarheid zijn ruilbaar. — Unum convertitur cum ente, S. THOMAS, SUM. THEOL.

I, Q. 6, A. 3, ARG. I, Het ééne is met het zijnde omkeerbaar. — ïnter ista quattuor prima (ens, unum, verum, bonum) maxime primum est ens, s. THOMAS, QU. DISP. DE POTENTIA Q. 9, A. 7, AD 6, Onder de vier eerste begrippen zijnde, één, waar en goed, komt zijnde op de allereerste plaats. — Ens et unum aliqualiter idem significant, s. THOMAS, COMM.

IN X METAPHYS. LECT. 3, Wezen en één geven enigszins hetzelfde te kennen. — Ens et unum sunt idem subiecto, differunt tantum sola ratione, s. THOMAS, COMMENT. IN x METAPHYS. LECT. 3, Wezen en één zijn wat hun subjekt betreft, hetzelfde-, alleen naar hun begrip verschillen ze. — Ex eodem ... habet aliquid quod sit ens et quod sit unum, s. THOMAS, 1 QUEST.

QUODLIB., A. 2, c., Iets heeft aan hetzelfde te danken dat het wezen is en dat het één is. — Cum unum sit ens indivisum, ad hoe quod aliquid sit maxime unum, oportet quod sit et maxime ens et maxime indivisum, s. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. II, A. 4, C., Aangezien het ééne een onverdeeld zijnde is, moet iets, om in de hoogste mate één te zijn, in de hoogste mate een zijnde zijn en in de hoogste mate onverdeeld, THEOL. SUM. 1, 235. — Nulla ... differentia posset inveniri, quae esset extra ens, quia non — ens non potest esse differentia, S. THOMAS, SUM.

THEOL. I, Q. 3, A. 5, C., Er is geen enkel verschil dat buiten het zijnde zou vallen; het niet-zijnde kan immers het verschil niet geven, THEOL. SUM. I, 77. — Enti nonpotest addi aliquid quasi extranea natura, per modum quo differentia additur generi vel accidens subiecto, quia quaelibet natura essentialiter est ens, s. THOMAS, QUEST. DISP.

DE VERITATE Q. I, A. I, C., Aan het wezen kan niets, zooals het soortelijk verschil aan het geslacht of de bijkomstigheid aan het subjekt, als een vreemde natuur worden toegevoegd-, elke natuur is immers van wezen uit wezen. — Secundum hoe aliqua dicuntur addere sttpra ens, in quantum exprimunt ipsius modum, qui nomine ipsius entis non exprimitur, s. THOMAS, QU. DISP. DE VERITATE Q.

I, A. I, C., Iets voegt, Zoals we zeggen aan het wezen iets toe in zoover het de wijze van zijn van het wezen die door het woord «wezen» niet wordt uitgedrukt, te kennen geeft. — Quidquid potest habere rationem entis, continetter sub possibilibus absolutis, respectu quorum Deus dicitur omnipotens, S. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 25, A. 3, c., Alles wat onder het begrip zijnde kan vallen valt ook onder het volstrekt mogelijke, met betrekking waartoe God alvermogend wordt genoemd, THEOL. SUM. 1, 698. — Totum et partes non intelleguntur nisi intellecto ente, s.

THOMAS, COMMENT. IN IV METAPHYS. LECT. 6, Het geheel en de deelen kunnen alleen begrepen worden, wanneer het wezen begrepen is. — Nihil ... opponitur rationi entis nisi non ens, S. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 25, A. 3, c., Aan het zijnde is alleen het niet-zijnde tegengesteld. — Entia non sunt multiplicanda sine necessitate, De wegens dienen niet noodeloos vermenigvuldigd. Ens a se, Uit zich zelf zijnde wezen. Ens ab alio, Niet uit zich zelf zijnde wezen. Ens absolutum, Volstrekt wezen, QUAADVLIET i, 5. Ens accidentale, Gevallijk wezen. Ens actu, Daadwerkelijk wezen. Ens actu et enspotentia sunt idem non ratione formalised realiter, Het daadwerkelijke wezen en het wezen in aanleg zijn niet vormelijkerwijze, wel echter naar de zaak beschouwd één en hetzelfde. Ens actuale, Daadwerkelijk wezen. Ens completum, Volkomen wezen. Ens contingens, Wisselvallig wezen. Ens creatum, Geschapen wezen. Ens divinum, Goddelijk wezen. Ens immobile, Onbewegelijk wezen. Ens imperfectum, Onvolmaakt wezen. Ens in actu simpliciter, Onvoorwaardelijk daadwerkelijk wezen. Ens finitum, Eindig wezen. Ens immateriale, Onstoffelijk wezen. Ens in actu, Daadwerkelijk wezen. Ex duobus entibus in actu non fit mum per se, Uit twee daadwerkelijke wegens wordt niets dat uit zichzelf één is. Ens in potentia, Wezen in aanleg, mogelijk wezen. Sicut ens in potentia non est ens simpliciter, sed secundum quid, ita non est mum simpliciter, sed secundum quid, s.

THOMAS, COMMENT. IN II DE ANIMA LECT. I, Zooals het wezen in aanleg niet onvoorwaardelijk, maar in een bepaald opzicht wezen is, Zoo ook is het niet onvoorwaardelijk maar in een bepaald opzicht één. Ens in potentia secundum quid, In een bepaald opzicht mogelijk wezen. Ens in potentia simpliciter, Onvoorwaardelijk mogelijk wezen. Ens incompletum, Onvolkomen wezen. Ens increatum, Ongeschapen wezen. Ens infinitum, Oneindig wezen. Ens materiale, Stoffelijk wezen. Ens naturae, Natuurding, natuurwezen. Ens est duplex, ens scilicet rationis et ens naturae, S. THOMAS, COMMENT. IN TV METAPHYS. LECT. 4, Het wezen is tweevoudig, gedachteding namelijk en natuurding. — Omnia entia naturae sub consideratione rationis cadunt, s.

THOMAS, COMMENT. IN IV METAPHYS. LECT. 4, Alle natuurwezens vallen onder de beschouwing der rede. — Ens naturale, Natuurding, natuurwezen. Ens particulare, Afzonderlijk wezen. Ens per accidens, Het niet op zich zelf zijnde. Ens per aliud, Dank zij een ander zijnde wezen. Ens per participationem, Door deelachtigheid zijnde wezen. Ens per se, Het zijnde op zich zelf. Dicitur ens per se ex hoe quod non est in alio, THOMAS, SUM. C. GENT. I, 25, Zijnde op zichzelf wordt iets genoemd dat niet in een ander is. Ens perfectum, Volmaakt wezen. Ens positivum, Stellig wezen. Ens possibile, Mogelijk wezen. Ens praedicamentale, Hoofdbegrippelijk wezen. Ens primum, Eerste wezen. Omne ... ens, quo cum que modo sit, oportet quod derivetur a primo ente, s.

THOMAS, SUM. THEOL. I-II, Q. 79, A. 2, c., Het wezen, van welken aard het ook zij, kan niet anders of het moet van het eerste wezen voortkomen.Ens rationis, Gedachteding, begripsding, verstandsding. Ens est duplex, ens scilicet rationis et ens naturae, s. THOMAS, COMMENT. IN IV METAPHYS. LECT. 4, Het wezen is tweevoudig, gedachteding namelijk en natuurding.—Ens rationis est aliquod praecise habens esse in intellectu considerante, SCOTUS, QU.

QUODLIB., Q. 3, A. I, Het gedachteding is iets afzonderlijks dat in den beschouwenden geest aanzijn heeft. — Ens rationis dicitur proprie de tuis intentionibus, quas ratio adinvenit in rebus consideratis, sicut intenlio generis, speciei et similium, s. THOMAS, COMMENT. IN iv METAPHYS. LECT. 4, Gedachteding noemen we eigenlijk die kengronden waarnaar de rede de beschouwde dingen kent, zoals geslacht, soort en andere dergelijke. — Ens rationis est proprie subiectum Logicae, S. THOMAS, COMMENT.

IN IV METAPHYS., LECT. 4, Het gedachteding is eigenlijk het onderwerp van de Denkleer. Ens rationis actuale, Daadwerkelijk gedachteding. Ens rationis cum fundamento in re, Gedachteding met zaaldijken ondergrond. Ens rationis logicum, Denkkundig gedachteding. Ens rationis possibile, Mogelijk gedachteding. Ens rationis sine fundamento in re, Gedachteding zonder zaaklijken ondergrond. Ens reale, Zaaklijk wezen, werkelijk wezen. Ens reale actuale, Daadwerkelijk zaaklijk wezen. Ens reale possibile, Mogelijk zaaklijk wezen. Ens secundum quid, In een bepaald opzicht zijnde wezen. Omnia ... alia genera a substantia sunt entia secundum quid et per substantiam, S. THOMAS, COMM. IN VII METAPHYS. LECT. I, Alle geslachten, behalve dat der zelfstandigheid, zijn wezen in een bepaald opzicht en dank zij de zelfstandigheid. Ens signatum, Bepaald wezen, beteekend wezen. Ens simplex, Enkelvoudig wezen. Ens simpliciter, Het zijnde zonder meer. Ens subsistens, Op zich zelf staande wezen. Ens successivum, Vloeiend wezen, opeenvolgend wezen. Ens supremum, Opperwezen. Ens tale, Zulkdanig wezen. Ens transcendens, Bovenhoofdbegrippelijk wezen, bovenkategorisch wezen. Ens universale, Het algemeen zijnde. Ens ut ens, Het wezen als zoodanig.