Latijns-Nederlandsch Lexicon

Stephanus Axters (1937)

Gepubliceerd op 26-11-2020

NOMEN

betekenis & definitie

1. Naam, titel. Nomine, Bij naam. — Nomen est vox significativa ad placitum simplicis intellectus, quod est similitudo rei, s.

THOMAS, COM. IN I PERIHERMEN. LECT. 10, N° 2, De naam is een woord dat naar willekeur de verstandsopvatting, gelijkenis nl. van het ding, te kennen geeft. — Nomen proprie loquendo dicitur significare formam sive qualitatem, a qua imponitur nomen, dicitur vero supponere pro eo, cui imponitur, s. THOMAS, COM. IN III SENTENT. D. 6, Q.

I, A. 3, C., Een naam beteekent eigenlijk den vorm of de hoedanigheid waaraan hij ontleend wordt en neemt de plaats in van dat waaraan hij wordt gegeven. — In quolibet nomine est duo considerare, scilicet id a quo imponitur nomen, quod dicitur qualilas nominis, et id cui imponitur, quod dicitur substantia nominis, S. THOMAS, COM. IN III SENTENT. D. 6, Q. I, A. 3, C., Bij elken naam vallen er twee dingen te onderscheiden, dat namelijk waaraan de naam ontkend wordt, — dit heet de hoedanigheid van den naam, — en dat waaraan de naam geschonken wordt, — dit heet de zelfstandigheid van den naam. — Si non (est) idem nomen, manifestum est quod non (est) una et eadem enuntiatio, S. THOMAS, COM.

IN I PERIHERM. LECT.9, N° 8, Zoodra de naam niet meer dezelfde is, ligt het voor de hand dat de zegging niet één en dezelfde zal zijn. Requiritur quod identitas subiecti et praedicati non solum sitsecundum nomen, sed sit simul secundum rem et nomen, S. THOMAS, COM. IN I PERIHERM. LECT. 9, N° 8, Het volstaat niet dat subjekt en gezegde wat den naam betreft eenzelvig zijn, maar de eenzelvigheid moet én de Zaak én den naam betreffen. — Nomina ... sunt finita et orationum multitudo, res autem numero infinitae sunt; necesse igitur est ut eadem oratio unumque nomen plura signiftcet, ARISTOTELES, I DE SOPH. ELENCHIS C. I; 165, A, 12, Daar eenerzijds het aantal namen en reden beperkt en anderzijds de dingen ontelbaar zo moeten eenzelfde naam en eenzelfde rede verschillende dingen te kennen geven. — Sola nomina et verba sunt principales orationis partes, S. THOMAS, COMM. IN I PERIHERM. LECT. I, N° 6, Alleen de naamwoorden en werkwoorden hooren onder de hoofddoelen van de rede. Nomen absolutum, Volstrekte naam. Nomen abstractum, Afgetrokken naam. Nomen aequivocum, Meerzinnige naam, dubbelzinnige naam, ongelijksoortige naam, wisselduidige naam. Nomen analogum, Deelsgelijke naam, deelsgelijkende naam. Nomen appellativum, Bijnaam. Nomen appropriatum, Toegekende naam (DRIEVULDIGHEIDSLEF.R). Nomen categoricum, Hoofdbegrippelijke naam. Nomen collectivum, Gezamenlijke naam. Nomen commune, Gemeenschappelijke naam. Nomen communicabile, Mededeelbare naam. Nomen compositum, Samengestelde naam. Nomen concretum, Concrete naam. Nomen confusum Onduidelijke naam. Nomen diminutivum, Verkleinnaam. Nomina divina, Goddelijke titels, TERBURG 43. Nomen essentiale, Wezenlijke naam. Nomen incommunicabile, Niet mededeelbare naam. Nomen intellegibile, Verstandelijke naam. Nomen metaphoricum, Overdrachtelijke naam. Nomen notionale, Kenmerkende naam. Nomen personale, Persoonlijke naam. Nomen privativum, Beroovendenaam. Nomen proprium, Eigen naam. Nomen relativum, Betrekkelijke naam. Nomen simplex, Enkelvoudige naam. Nomen supertranscendens, Allesovertreffende naam. Nomen symbolicum, Zinnebeeldige naam. Nomen tetra-

grammaton, Vierletterige naam. Nomen univocum, Eénzinnige naam, gelijksoortige naam.

2. Naamwoord. Nomen adiectivum, Bijvoeglijk naamwoord. Nomen substantivum, Zelfstandig naamwoord. Nomen verbale, Werkwoord.