Latijns-Nederlandsch Lexicon

Stephanus Axters (1937)

Gepubliceerd op 26-11-2020

ESSE

betekenis & definitie

Zijn, aanzijn. In iis, quae possunt esse et non esse, prius est non esse quarn esse, s. THOMAS, COMMENT.

IN I PERIHERMEN., LECT. I, N° io, Onder wegens die kunnen fijn en niet fijn gaat het niet — fijn het fijn vooraf. — Inconveniens est aliquid esse propter vilius se, Het gaat niet aan dat iets om iets minder voortreffelijks zou gijn. — Unius non est nisi unum esse, s. THOMAS, COMMENT. IN III SENTENT. D. 6, Q. 2, ART. 2, SED. c. 3, Eén wegen, één fijn.— Impossibile est, quod unius rei non sit unum esse, s. THOMAS, SUM.

THEOL. III, Q. 17, A. 2, c., Van één ding is er niet meer dan één zijn mogelijk, THEOL. SUM. xx, 527. — Omnia alia a Deo non (sunt) suum esse, sed (participant) esse, S. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 44, A.

I, c., Alles buiten God is niet zelf zijn zijn, maar heeft deel aan het zijn. — Esse consequitur formam, s. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 9, A. 2, C., Het aanzijn volgt op den vorm. — Illud ..., quod est maxime formale omnium, est ipsum esse, s. THOMAS, SUM. THEOL.

I. Q. 7, A. 1, C., Onder alle begrippen is bet zijn het meest vormelijke. — Esse non convenit formae tantum, nec materiae tantum, sed composito, s. THOMAS, SUM. c. GENT,II, 43, Het zijn gaat alleen op den vorm noch alleen op de stof, maar wel op het samenstel terug. — In solo ... primo essendi principio, quod est essentialiter ens, ipsum esse et quidditas eius est mum et idem, in omnibus autem aliis, quae sunt entia per pariicipationem, oportet quod sit aliud esse et quidditas entis, s. THOMAS, COMM. IN II ANAL.

POST. LECT. 6, N° 3, Alleen bij het eerste beginsel van het zijn dat van wezenheid uit wezen is, zijn het zijn en de watheid één en hetzelfd, bij alle andere wegens die door deelneming wezen zijn kan het niet anders of zijn watheid moeten verschillen. — Hoc ... ipsum quod est esse, non est substantia vel essentia alicuius rei in genere exsistentis, S. THOMAS, COMM. IN II ANAL. POST. LECT. 6, N° 4, Dat wat we zijn noemen is niet de zelfslandigheid of de wezenheid van een wezen dat in een geslacht thuishoort. — Ipsum esse est actus ultimus, qui participabilis est ab omnibus, ipsum autem nihil participat, S.

THOMAS, QU. DISP. DE ANIMA A. 6, AD 2, Het zijn zelf is de laatste akt waaraan alles kan deelhebben, die zelf echter aan niets deelachtig wordt. — Esse cuiuslibet rei consistit in indivisions, S. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q.

II, A. I, C., Het zijn van ieder ding bestaat in de onverdeeldheid, THEOL. SUM. i, 222. — Ipsum ... esse nihil aliudpraeter se habet admixtum, BOETHIUS, DE HEBDOMADIBUS, Het zijn zelf kan niets bijkomstigs hebben. — Unumquodque quale est, talia operatur, S. THOMAS, SUM. THEOL. I-II, Q. 55, A. 2, AD I, Zooals men is, zoo werkt men, TERBURG 22. — Idem est principium essendi et operandi, s.

BONAVENTURA, COMM. IN I SENTENT., D. 3, P. 2, A. I, Q. 3, AD ARG. 3, Zijn en handelen gaan op één zelfde beginsel terug. — Similiter unumquodque habet esse et operationem, s. THOMAS, SUM. THEOL. I.

Q. 75, A. 3,C., Zijn en handelen heeft een wezen steeds op gelijke wijze. Esse significat veritatem rei, s. THOMAS, COMM. IN V METAPHYS., LECT. 9, Het zijn geeftde waarheid van een wezen te kennen. — Eadem ... sunt principia esse rei et veritatis ipsius, S. THOMAS, COMM. IN I ANAL. POST., LECT. 4, N° 5, Dezelfde beginselen beheerschen zijn en waarheid van iets. — Ip sum ... esse est communissimus effectus primus et intimior omnibus aliis effectibus, s.

THOMAS, QUAEST. DISPUT. DE POTENTIA Q. 3, A. 7, C., Het zjjn is het algemeenste, eerste en diepste uitwerksel onder alk uitwerkselen. — Est ... esse proprius effectus primi agentis, scilicet Dei, et omnia quae dant esse, hoc habent in quantum agunt in virtute Dei, s. THOMAS, SUM. c. GENT. in, 66, Het zijn is het uitwerksel eigen aan den eersten bewerker, dit is aan God en alles wat zijn schenkt doet zulks alleen in zoover het door de kracht van God handelt. — Esse ... cuiuslibet rei, quod habet in se ipsa, est (ex essentia) Dei exemplariter deductum, s. THOMAS, SUM. c.

GENT. I, 66, Het zijn van elk wezen dat het in zich zelf draagt, komt van Gods wezenheid als van zijn oerbeeld voort. — Nulla res habet poteslatem supra suum esse, s. THOMAS, QUAEST. DISPUT. DE POTENTIA Q. 6, A. 7, AD 4, Geen enkel wezen beheerscht Zijn eigen aanzijn. — Unumquodque naturaliter, suo modo esse desiderat, Alles begeert van aard uit op zijn manier te zijn. Illa solum possibile est esse aut fieri, ... quibus posit is non sequitur aliquid impossibile, S. THOMAS, COMM. IN IX METAPHYS., LECT. 3, Alleen die dingen kunnen zjjn of worden na welker verwezenlijking niets onmogelijks volgt. — Esse est absolute melius quam non esse, Het is onvoorwaardelijk beter te zijn dan niet te zijn. Non (contingit) idem esse et non esse, s. THOMAS, COMM. IN I POSTER. ANALYT. LECT. 19, N° 3, Hetzelfde kan niet zijn en niet zijn. — Omne necesse (est) esse vel non esse, s. THOMAS, COMMENT.

IN I PERIHERMENEIAS, LECT. 13, N° 8, Alles kan niet anders of het zal zijn of niet zijn. Esse a se, Zijn uit zich zelf (Tgd Esse ab alio, Dank zij een ander zijn). Esse ab alio, Dank zij een ander zijn (Tgd Esse a se, Uit zich zelf zijn). Esse absolute, Zijn zonder meer. lllud ... quod est proprius effectus Dei creantis, est illud quod praesupponitur omnibus aliis, scilicet esse absolute, s. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 45, A. 5, C., Dat wat het eigen uitwerksel is van den scheppenden God wordt door al het andere geondersteld, het zijn zonder meer namelijk. Esse absolutum, Afzonderlijk zijn (Tgd Esse concretum, Vereenigd zijn). Esse accidentale, Bijkomstig zijn (Tgd Esse substantiale, Zelfstandig zijn). Esse accidentis, Bijkomstig zijn (Tgd Esse substantiale, Zelfstandig zijn). Esse actu, Daadwerkelijk zijn (Tgd Esse in potentia, Zijn in aanleg). Esse actu extrinsecum, Uiterlijk daadwerkelijk zijn. Esse actuale, Daadwerkelijk zijn (Tgd Esse in potentia, In aanleg zijn). Esse analogum, Deelsgelijkend zijn. Esse animatum, Gezield zijn. Esse causale, Oorzakelijk zijn. Esse commune, Gemeenschappelijk zijn (Tgd Esse proprium, Eigen zijn). Esse completum, Volkomen zijn (Tgd Esse incompletum, Onvolkomen zijn). Esse concretum, Vereenigd zijn (Tgd Esse absolutum, Afzonderlijk zijn). Esse corporale, Lichamelijk zijn (Tgd Esse spirituale, Geestelijk zijn). Esse corruptibile, Vergankelijk zijn(Tgd Esse incorruptibile, Onvergankelijk zijn). Esse creatum, Geschapen zijn (Tgd Esse increatum, Ongeschapen zijn). Esse discretum, Afzonderlijk zijn (Tgd Esse unitum, Vereenigd zijn). Esse distinctum, Bepaald zijn (Tgd Esse indistinctum, Onbepaald zijn). Esse divinum, Goddelijk zijn (Tgd Esse creatum, Geschapen zijn). Esse eminentiale, Overtreffend zijn. Esse essentiale, Wezenlijk zijn. Esse essentialiter, Wezenlijk zijn. Esse exemplare, Oerbeeldelijk zijn. Esse finitum, Eindig zijn (Tgd Esse infinitum, Oneindig zijn). Esse fluens, Vloeiend zijn. Esse formale, Vormelijk zijn. Esse genericum, Geslachtelijk zijn. Esse immateriale, Onstoffelijk zijn (Tgd Esse materiale, Stoffelijk zijn). Oportet ... esse diversum gradum ... esse immalerialis. Unus enim gradus est, secundunt quod in anima sunt res sine propriis materiis sed tarnen secundum singularitatem et condiciones individuales, quae consequuntur materiam; et iste est gradus sensus, qui est susceptivus specierum individualium sine materia; sed tarnen in organo corporali.

Altior autem et perfectissimus immaterialitatis gradus est intellectus qui recipit species omnino a materia et condicionibus materiae abstractas, et absque organo corporali,
s. THOMAS, QUAEST. DISPUT, DE ANIMA A. 13, c., Daar zijn verschillende graden van onstoffelijk ffjn. Een eerste graad is zonder eigen stof, hoewel vereenlingd en met alle eenlingseigenschappen die op de stof volgen, in de ziel aanweig te zijn; dat is namelijk het onstoffelijk zijn der zintuigen die de eenlingelijke kenbeelden zonder stof hoewel in een lichamelijk orgaan opnemen. Een hooger en volmaakter graad van onstoffelijkheid is die van het verstand dat de kenbeelden eerst wanneer ze volkomen van de stof en van de eigenschappen der stof ontdaan zijn opneemt en wel zonder toedoen van eenig lichamelijk orgaan.Esse imperfectum, Onvolmaakt zijn (Tgd Esse perfectum, Volmaakt zijn). Esse in actu, Metterdaad zijn (Tgd Esse in potentia, In aanleg zijn). Agere sequitur ad esse in actu, s. THOMAS, SUM.

C. GENT. Hl, 69, Het handelen volgt op het metterdaad zijn.Esse in alio, Niet op zich zelf staande zijn. Omne quod est in altera, est in eo secundum modum eius, in quo est, S. THOMAS, SUM. THEOL.

I, Q. 14, A. 5, c., Alles wat in een ander is is er naar den aard er van, THEOL. SUM. I, 381. — Esse in potentia, In aanleg zijn (Tgd Esse in actu, Metterdaad zijn). Esse incompletum, Onvolkomen zijn (Tgd Esse completum, Volkomen zijn). Esse incorruptibile, Onvergankelijk zijn (Tgd Esse corruptibile, Vergankelijk zijn). Esse indistinctum, Onverdeeld zijn (Tgd Esse distinctum, Bepaald zijn). Esse individuale, Eenlingelijk zijn, vereenlingd zijn. Esse infinitum, Oneindig zijn (Tgd Esse finitum, Eindig zijn). Esse intellectuale, Verstandelijk zijn (Tgd Esse sensibile, Zintuigelijk zijn). Esse intelligibile, Verstandelijk zijn (Tgd Esse sensibile, Zintuigelijk zijn). Hoc est esse actu in genere intellegibilium quod est esse intellegibile,

S. THOMAS, COMM. IN XII METAPHYS., LECT. 8, Onder verstandelijke wegens is metterdaad te zijn het zelfde als verstandelijk te zijn.Esse intentionale, Begrippelijk zijn. Esse limitatum, Beperkt zijn. Esse locale, Ruimtelijk zijn. Esse materiale, Stoffelijk zijn (Tgd Esse immateriale, Onstoffelijk zijn). Esse naturae, Natuurlijk zijn. Esse naturale, Natuurlijk zijn. Esse obiectivum, Voorwerpelijk zijn. Esse partiale, Gedeeltelijk zijn. Esse participative, Zijn door deelneming (Tgd Esse per se, Uit zich zelf zijn). Esse participatum, Medegedeeld zijn, JANSSENS, GOD ALS SCHEPPER, 79 (Tgd Esse per se, Uit zich zelf zijn). Esse particulare, Afzonderlijk zijn. Esse per accidens, Door een ander zijn (Tgd Esse per se, Uit zich zelf zijn). Esse per participationem, Zijn door deelneming (Tgd Esse per se, Uit zich zelf zijn). Esse per se, Uit zich zelf zijn (Tgd Esse per accidens, Door een ander zijn). Esse perfectum, Volmaakt zijn (Tgd Esse imperfectum, Onvolmaakt zijn). Esse permanens, Blijvend zijn. Esse perpetuum, Immer durend zijn. Esse pcrsonale, Persoonlijk zijn. Esse possibile, Mogelijk zijn. Esse primitivum, Oerzijn. Esse primum, Eerste zijn. Esse principale, Voornaamste zijn. Esse proprium, Eigen zijn. Esse psychicum, Ziellijk zijn, psychisch zijn. Esse purum, Louter zijn. Esse reale, Zaaklijk zijn. Esse rei, Zaaklijk zijn. Esse secundum, Tweede zijn, schepsellijk zijn. Esse sensibile, Zintuigelijk zijn. Esse secundum quid, Het zijn in een bepaald opzicht. Esse separatum, Afzonderlijk zijn. Esse simplex, Enkelvoudig zijn. Esse simpliciter, Zijn zonder meer, JANSSENS, DE HEERLIJKHEDEN VAN HET GODDELIJK MOEDERSCHAP, 89. Esse specificum, Soortelijk zijn. Esse specificum unius rei est distinctum ab esse specifico alterius rei, s. THOMAS, QUAEST. DISPUT. DE VERITATE Q. 2, A. 2, C., Het soortelijk zijn van één wezen is onderscheiden van het soortelijk zijn van een ander wezen. Esse spirituale, Geestelijk zijn (Tgd Esse corporale, Lichamelijk zijn). Esse subsistens, Op zich zelf staande zijn (Tgd Esse in alio, Het zijn in een ander). Esse subsistens non potest esse nisi unum, s. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 44, A. 1, c., Het op zichzelf staande zijjn kan maar één zijn. Esse substantiae, Zelfstandig zijn. Esse substantiale, Zelfstandig zijn. Ubi est aliud esse substantiale, est alia res, Zoodra het zelfstandig zijn niet meer het zelfde is, zijn er twee wezens. — Esse superadditum, Toegevoegd zijn. Esse tale, Zulkdanig zijn. Esse transcendens, Overtreffend zijn. Esse transiens, Voorbijgaand zijn. Esse ultimum, Laatste zijn. Esse universale, Algemeen zijn. Esse virtuale, Kiemelijk zijn.